matig

als woordenboektrefwoord:

matig:
bn. bw. (-er, -st), spaarzaam ; tamelijk; ingetogen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

matig (bn) :
eenvoudig, bescheiden, gematigd, spaarzaam, ingetogen, sober, onthoudend, abstinent
matig (bn) :
middelmatig, dunnetjes, gering, karig, zozo, mediocre
matig (bn) :
redelijk, tamelijk, billijk
matig (bn) :
moderato

als synoniem van een ander trefwoord:

fatsoenlijk (bn) :
keurig, behoorlijk, matig, redelijk, gepast, net, braaf, deftig, goed, eerlijk, beleefd, aannemelijk, netjes, correct, beschaafd, eerbaar, kuis, eerzaam, deugdzaam, gedistingeerd, betamelijk, rechtschapen, achtbaar, billijk, decent, ordentelijk, welvoeglijk, schikkelijk, achtenswaardig
redelijk (bn) :
behoorlijk, matig, gemotiveerd, verstandig, zinnig, rechtvaardig, aannemelijk, verantwoordelijk, schappelijk, verstandelijk, humaan, rationeel, civiel, billijk, ordentelijk, passelijk, schikkelijk, raisonnabel
billijk (bn) :
recht, redelijk, matig, behoorlijk, goedkoop, geoorloofd, eerlijk, rechtvaardig, rechtmatig, schappelijk, acceptabel, fair, gewettigd, raisonnabel
karig (bn) :
matig, armoedig, schraal, gierig, weinig, zuinig, krap, spaarzaam, krenterig, sober, sobertjes, schriel, pover, stiefmoederlijk, parcimonieus
sober (bn) :
hard, matig, eenvoudig, bescheiden, kaal, nuchter, ingetogen, spartaans, sobertjes, onopgesmukt, onopgesierd, frugaal
gebrekkig (bn) :
matig, slecht, verkeerd, onjuist, incorrect, defect, onklaar, onvolkomen, met gebreken, defectief
zwak (bn) :
matig, week, mat, flauw, ziekelijk, machteloos, krachteloos, teer, slap, lamlendig, broos, fleps
schappelijk (bn) :
matig, redelijk, fatsoenlijk, behoorlijk, aannemelijk, civiel, billijk, schikkelijk
middelmatig (bn) :
matig, redelijk, gewoon, zwak, tamelijk, onbeduidend, modaal, zozo, lala, mediocre
ingetogen (bn) :
matig, bescheiden, gematigd, sober, stemmig, kuis, calvinistisch, zedig, modest
gematigd (bn) :
matig, kalm, ingetogen, beheerst, tam, bezadigd, moderaat, gemodereerd
spaarzaam (bn) :
matig, voorzichtig, economisch, zuinig, karig, schriel
beperkt (bn) :
matig, eng, klein, bekrompen, gering, geborneerd
zacht (bn) :
matig, zachtjes, licht, gedempt, teer, getemperd
gering (bn) :
schaars, matig, licht, schraal, zwak, dunnetjes
abstinent (bn) :
matig, ingetogen
stilletjes (bw) :
matig, minnetjes

woordverbanden van ‘matig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Wie matig leeft beperkt zijne begeerten en wacht zich voor overdaad; wie ingetogen, leeft, weet zijne begeerten te beheerschen; wie sober leeft, gebruikt niet wat min of meer onnoodig is.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 409:

matig, sober, zuinig

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 256:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

matig
geweldig, mateloos, onmatig, subliem

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.